
Voetbal is oorlog
Ooit riep een beroemde voetbalcoach dat ‘voetbal oorlog
is’. Op zich kan je zo’n opmerking op verschillende manieren
uitleggen. Nu voetballen we vriendschappelijk tegen Duitsers,
Portugezen, Spanjaarden en Scandinaviërs en daarbij komen er
nauwelijks oorlogszuchtige gedachten naar boven. Toch hebben
we tegen dezelfde landen en volken wraakzuchtig en
bloeddorstig gestreden. De laatste oorlog is nog maar bijna
zestig jaar geleden en in het totaal van de geschiedenis is
dat maar een heel korte tijdsperiode. Zo gezien kunnen we
gelukkig zijn: de enige vijandigheden waarmee we nu nog te
maken hebben, spelen zich op het voetbalveld af.
Portugal
Met Spanje zijn we ongeveer vier eeuwen geleden tachtig jaar
in oorlog geweest. In die periode behoorde Portugal ook tot
het Spaanse Rijk en de Republiek der Verenigde Nederlanden
vond dat voldoende aanleiding om dat land en zijn koloniën aan
te vallen. Piet Heijn ging letterlijk op zoek naar de Spaanse
Zilvervloot, in tegenstelling tot de Nederlandse
profvoetballers die nu in Spanje hun zilveren en gouden duiten
willen binnenhalen. En de VOC en WIC, de Verenigde
Oost-Indische Compagnie en de West-Indische Compagne, streden
om het hardst om de Spaanse en Portugese koloniën in Azië,
Afrika en Amerika in bezit te krijgen. Om die strijd op de
wereldzeeën te kunnen voeren, werden eigentijdse huurlingen
ingezet: kapers.
026 Het kaperschip van Claes Compaen (bron Claes Compaen,
zeerover in de Gouden Eeuw)
Marine
In de zestiende eeuw kon de Nederlandse regering nog
nauwelijks over een eigen marine beschikken. Dat hoefde ook
niet omdat er voldoende particuliere schippers en reders waren,
die namens Nederland de strijd ter zee wilde uitvoeren. Met
een officiële kapersbrief mochten zij de Spaanse en Portugese
schepen overvallen en daarna werd de buit verdeeld tussen de
kapers en de Nederlandse staat. Ook de Spanjaarden maakten van
dezelfde tactiek gebruik. Veel Spaanse kapers hadden hun
thuisbasis in Duinkerken, dat toen in Spaanse handen was. Op
zich was dat een tactische plaats, vlakbij het Nauw van
Calais. De Nederlandse schepen die richting Afrika en Azië
gingen, moesten het kapersnest op de Franse kust dan ook
dichtbij passeren.
Marokko
De Nederlandse kapers bleven echter niet afwachten en zochten
hun tegenstanders ook nadrukkelijk op. Daarvoor gebruikten zij
vaak Algiers en Salé, bij het Marokkaanse Rabat, als
thuishaven. Zo konden ze de Spaanse en Portugese vijand van
dichtbij bestrijden. In 1625 waren er in Algiers meer dan 25
Nederlandse kaperkapiteins actief. Een aantal van hen had zich
bekeerd tot de islam en was daardoor een renegaat geworden,
zoals dat in die tijd heette. Claes Compaen, de Oostzaanse
zeerover, was vooral actief vanuit Salé en daar deed hij
vooral zaken met een andere Nederlandse kaper/koopman, Jan
Jansz van Haarlem. Nadat Jan getrouwd was met een Marokkaanse
vrouw en zich bekeerd had tot de islam, veranderde hij zijn
naam in ‘Morat Reis’. Een aantal jaren later wordt ene Anthony
Janse van Salee, hoogstwaarschijnlijk de zoon van Morat Reis,
een van de grondleggers van New York. In 1856 werd de
kaapvaart bij de Verklaring van Parijs officieel verboden. En
Spanje en Portugal zijn alleen op het voetbalveld nog onze
vijand. (bron: Claes Compaen, zeerover in de Gouden Eeuw. ISBN
90.808060.1.3).
Deze tweewekelijkse rubriek is eerder verschenen in het
Noord-Amsterdams Nieuwsblad en Zaanstreek op Zondag en wordt
verzorgd door Rob Veenman van de Oudheidkamer Oostzaan,
bereikbaar via r.veenman@vpcconsult.nl en via postbus 558,
1440 AN Purmerend. Tips, verhalen, meldingen over historische
activiteiten en dergelijke zijn van harte welkom. |