Te laat
(Nog een keer Nier via een inzender)
Op maandagochtend loop ik in de melkfabriek rond om een uur of zeven in de ochtend. Ik was een jaar of twaalf. Teun van “de Schafte” staat achter de lopende band , hij is bezig dubbel gestoomde flessen in de kratten te zetten.
Hij zag me en riep: “Siempie, zeun, kom es”. Ik naar hem toe.
Hij zegt tegen me: “Doe jij die flessen eens in de kratten. Ik moet effe weg”.
Dan vroeg je niet waarom of zo, dan deed je dat gewoon, zo ging dat vroeger.
Ik sta dus achter de lopende band kratten te vullen met volle flessen, die zo uit de toeren kwamen. Deze flessen waren nog al warm, nou eigenlijk waren ze hartstikke heet. Ik verbrandde nog net niet mijn poten, maar veel scheelde het niet. Het waren van die flessen met kroonkurken er op.
Binnen nog geen vijf minuten stond Nier voor me neus en nam het werk over, pompie dompie, tralala.
Daar kwam Teun er weer aan. Wat wil nu, Teun ging Nier roepen om dat hij zich verslapen had, hij woonde nog geen 2 minuten van de fabriek. Teun, Nier kennende, bleef hij net zo lang roepen tot hij zijn bed uit kwam.
Maar vervolgens was Nier eerder op zijn werk dan Teun. Teun was voor om de fabriek gegaan en Nier achterom, dit was korter maar gevaarlijker.
Teun ziet Nier staan en zegt tegen hem: “Waar zit je nou”?
Nier: “Ik ben hier al die tijd, maar jij was er niet”. En uitgepraat was Teun.
Nier stond weer lachend zijn werk te doen en ik heb hem nog wel even geholpen. Samen hadden we nog dikke pret om deze grap.
De man en het jochie, maandagmorgen, zeven uur, ja, dat waren andere tijden.