HerinneRing 06385 – 18 maart 2006

Oudheidkamer Oostzaan bundelt kennis van jong en oud via weblog…
Uit de regionale pers

Wat zou het geen prachtig resultaat op kunnen leveren, indien de kennis van de ouderen inzake Oostzaan en het reilen en zeilen in het dorp in de vorige eeuw gecombineerd zou kunnen worden met de kennis en de handigheid van de hedendaagse jeugd met computer en internet.

Welnu, de Stichting Oudheidkamer Oostzaan maakt een en ander voortaan mogelijk via haar nieuwe weblog. Dagelijks verschijnen op de internetsite van de Oudheidkamer foto’s en soms ook stukjes tekst waarover men bij de Oudheidkamer geen of onvoldoende informatie heeft. Bedoeling is nu dat de op het web surfende jeugd deze foto’s oppikt en er dan hun oudere buren, ouders, grootouders of bejaarde kennissen mee confronteert. Vaak komt er bij een dergelijk “plaatjes kijken” dan een verbazingwekkende hoeveelheid kennis en informatie te voorschijn, die dan weer via de e-mailende jonkies op de site van de Oudheidkamer terecht komt.
Maar niet alleen de jongere generatie maakt gebruik van het internet; gelukkig heeft ook een nog steeds groeiende groep ouderen via het internet de weg naar de website van de Oudheidkamer gevonden. Uit binnen- en buitenland komt er tegenwoordig via de e-mail post bij de Oudheidkamer binnen. Vragen en antwoorden, foto’s uit heden en verleden, ja zelfs verhalen uit “die goeie ouwe tijd” komen vanaf de andere kant van de wereld, of juist “van vlak om de hoek” in de Oostzaanse Leliestraat 1 terecht. Informatie waar men bij de Oudheidkamer dolgelukkig mee is, want daarmee kunnen vaak weer vele, soms reeds lang, openstaande vragen beantwoord worden. En iedere dag opnieuw verschijnt er op de internetsite van de Oudheidkamer weer een nieuwe uitdaging van de hand van Joop Giesendanner e.a. of een aflevering uit de serie Historisch Bekeken, dit laatste uit de pen van Rob Veenman.
Nieuwsgierig geworden? Wel, reis dan zelf eens over het web voor een bezoekje aan de site van de Oudheidkamer – óf ga gezellig bij uw kleinkind of bijdehante buurjongen/-meisje op visite en vraag of ze u eens meenemen voor een uitstapje op het web en de site van de Oostzaanse Oudheidkamer. U zult zien, er gaat een wereld aan historische kennis en belevenissen voor u open!

HerinneRing sprookje 02 – 17 maart 2006

KLATERGOUD (2)
(ingezonden stuk, vervolg van gisteren)

Binnen de kortste tijd was het dorpje op de hoogte van het wonder. De Oostzaenders die het tweetal de deur hadden gewezen, wisten hun boosheid en teleurstelling nauwelijks in te tomen.
Enkele weken later keerden de monniken terug. Op de IJ-dijk klopten ze bij een huisje aan voor onderdak. De bewoners, Thamis Thamisz en zijn vrouw, waren op de hoogte van het “wonder van Lijsbeth”. De reizigers hoefden nauwelijks hun verzoek te doen. Thamis trók ze bijna zijn huisje binnen. Ze mochten de nacht doorbrengen in de bedstee van het echtpaar, dat zelf op stro zou slapen.
De volgende morgen hoopte Thamis dat de monniken bij hun afscheid dezelfde toezegging zouden doen als bij Lijsbethe Pietersdochter. En dat deden ze. Thamis begreep de geestelijken direct. ‘En nou ga ik eerst es pissen! Ik sta op springen! Dan kan dat het tellen straks niet stoppen!’ schreeuwde hij toen de twee mannen weg waren.’Maak de tafel vast maar leeg!’
En handenwrijvend liep hij naar buiten. Even later klaterde zijn water op de grond.
Tót het middaguur blééf het klateren.
Zó ontstond het riviertje de Twiske.

Nu ben ik zelfs even blij dat er geen foto bij zit, want dat aanzicht was niet appetijtelijk

Deze vertelling is gebaseerd op een volksverhaal uit Limburg. Dat is weer een versie van een legendesprookje dat sinds de oudheid voorkomt in Azië, Noord- en Oost-Afrika, Europa en Amerika.
Bron: Ton Dekker, Jurjen van der Kooi en Theo Meder: “Van Aladdin tot Zwaan kleef aan; Lexicon van sprookjes: ontstaan, ontwikkeling, variaties.” (1997, Uitg. SUN-Nijmegen)

HerinneRing sprookje 01 – 16 maart 2006

KLATERGOUD (1)
(ingezonden stuk)

Twee monniken liepen over het bruggetje dat hen via het Saeghselpad richting de kerk van Oostzaenden leidde. Ze waren enige dagen eerder uit Egmond vertrokken. Het liep tegen de avond. Tijd om in dit dorpje een slaapplaats te zoeken.
Op de kruising bij het kerkje gingen ze rechtsaf het Suydendt op. Bij de huisjes die daar stonden vroegen ze een slaapplaats. Na enkele afwijzingen mochten ze bij een arme weduwe de nacht in de hooischuur doorbrengen. Eerst deelden ze mee in de karige maaltijd van Lijsbeth Pietersdochter.
De volgende morgen vroeg vertrokken ze weer. Bij het afscheid bedankten ze Lijsbeth hartelijk voor haar gastvrijheid. Een van hen zegde haar toe dat haar eerste bezigheid na hun vertrek tot het middaguur zou duren. Lijsbeth wist niet wat ze hiervan moest denken. Ze haalde haar schouders op, sloot de deur achter de monniken en ging aan tafel zitten om te kijken hoeveel geld ze nog had.
Zuchtend begon ze de weinige munten te tellen die ze nog bezat. Tot haar verbazing bleven er maar geldstukken uit haar beurs komen. Zelfs gouden. Ze blééf tellen. Iedere keer dat ze een greep deed, had ze wéér nieuwe munten in haar vingers. Pas toen de zon op zijn hoogst stond, hield de stroom op. Doodmoe legde ze haar hoofd op haar armen. De tafel lag inmiddels vol met met goudstukken.

(Helaas kunnen er nog steeds geen plaatjes worden geplaatst, want die berg goudstukken is een prachtig gezicht. Morgen volgt de rest van het verhaal)

HerinneRing 05559 – 13 maart 2006

Alweer een opa getraceerd

Krenten uit de pap noemen we dit. Je zou toch haast vermoeden: “Dit wordt niks”, maar niet geschoten, altijd mis. In de HerinneRing 03034 – 26 november 2005 plaatsten we een foto uit het begin van de vorige eeuw blij als we waren dat we voor iemand een afbeelding van haar overopa hadden gevonden.
Pech schijnt altijd in drieën te komen, zou geluk dan bij tweevoud horen? Op dezelfde afbeelding stond nog een, niet bij volledige naam genoemde, opa: NN Gedeking. We schrijven wat we weten of te horen krijgen en daar sluipt wel eens een foutje in, onvermijdelijk want de informatie is soms meer dan honderd jaar oud.
NN blijkt dus voor Jan te staan en zijn achternaam is Gediking, dat werd ons vanuit het toch niet naast de deur liggende Friesland gemeld door zijn kleindochter.
Jan Gediking had een rijwielhandel in Oostzaan en was jarenlang machinist op de Oostzaner boot. Ook was hij secretaris van het fanfarecorps “Concordia” en tot zijn overlijden in 1940 erelid. Nou, zulke informatie helpt, want dan hebben we weer wat extra aanwijzingen om hem op te sporen in ons inmiddels rijke archief. Jan zit in de cirkel prominent aanwezig te wezen naast burgemeester Teer.
(Met een klik op de foto krijgt u een groter exemplaar)

Historisch Bekeken (52-2) – 12/3/2006

Ganzenveren en kroontjespennen
(vervolg van gister)

Ganzenveren
De stalen pen is pas in de negentiende eeuw uitgevonden en voor die tijd werd er vooral geschreven met de ganzenveer. Daarvoor, tot de zestiende eeuw, was de rietpen hier te lande het meest gebruikte schrijfgerei. Maar in die tijd werd er nog nauwelijks geschreven, deels omdat de meeste mensen nog niet schrijven konden en deels omdat papier en ander schrijfmateriaal nog nauwelijks voor handen was.

Een fragment van de
Grafbrief van Claes Compaen

Met hamer en beitel kon de timmerman zijn merktekens in het hout aanbrengen. Lezen en schrijven was vooral voor een kleine elite. Het gewone volk werd geïnformeerd door fraaie uithangborden, omroepers en verhalenvertellers. De herberg “Het Witte Hert” was dan ook herkenbaar aan het bord waarop een witte hinde zichtbaar was en de brouwerij “De Oranjeboom” werd zichtbaar gemaakt door een tekening van oranjekleurig struikgewas.
De huidige computerschermen worden tegenwoordig overspoeld door icoontjes, kleine afbeeldingen die het betreffende programma vertegenwoordigen. Zo gaan we weer terug in de tijd. Wij moesten vroeger leren schrijven met de kroontjespen en de vulpen en ballpoint waren daarbij uit den boze. Dergelijk modern schrijfgerei zou alleen maar je handschrift verpesten. Nu lijkt het wel alsof velen niet meer een leesbare tekst met de hand kunnen produceren. Schrijven doe je tegenwoordig met een toetsenbord en informatieoverdracht vindt plaats via icoontjes, moderne uithangborden. Zo schreidt de tijd voort en gaan we gelijktijdig weer in de tijd terug. Terug naar de tijd van plaatjes en stadsomroepers. Alleen hebben we de stadsomroepers vervangen door beeldschermen in onze woonkamers en luidsprekers in onze auto’s.

Deze tweewekelijkse rubriek is eerder verschenen in het Noord-Amsterdams Nieuwsblad en het Zaans Stadsblad en wordt verzorgd door Rob Veenman van de Oudheidkamer Oostzaan, bereikbaar via r.veenman@vpcconsult.nl en via postbus 558, 1440 AN Purmerend. Tips, verhalen, meldingen over historische activiteiten en dergelijke zijn van harte welkom.

Historisch Bekeken (52-1) – 11/3/2006

Ganzenveren en kroontjespennen

Zoals in deze moderne tijd betaamt, schrijf ik deze stukjes op de computer. Maar kun je dat nog schrijven noemen en is typen niet een beter woord? De ganzenveer, de kroontjespen en zelfs de ballpoint wordt tegenwoordig vervangen door het toetsenbord. En het schrijven doe ik ook niet meer met mijn rechter hand, maar met m’n twee wijsvingers. Blind typen met tien vingers heb ik dan ook nooit geleerd, wel het schrijven met kroontjespen en het tekenen met de trekpen. Ook zo’n onding dat allang verdwenen is.

Een fragment van de Grafbrief van Claes Compaen

Schoolbanken
Zoals zo velen van mijn generatie heb ik mijn eerste schooljaren in de ouderwetse schoolbanken doorgebracht. Met z’n tweeën in een bank met een inktpot in het midden. En onder het schrijfblad kon je dan je eigen spullen opbrengen: schriften en boeken en natuurlijk je kroontjespennen en vooral je inktlap. Vooraf gaand aan het schooljaar maakten wij thuis altijd onze eigen inktlappen. Dat was helaas ook noodzakelijk want ik ben ook altijd een flinke sloddervos geweest. Veel van mijn schoolwerk was dan ook besmeurd met inktvlekken, strepen en doorhalingen. Mijn tante was handwerkjuf en zij had voldoende lappen en vooral een bijzondere schaar voor handen. Met die schaar kon je met een zigzag randje knippen zodat wij altijd voorzien waren van een fraaie inktlap. De inktpot in het midden van de schoolbank was voorzien van een schuifdekseltje, een absolute noodzaak want anders droogde de inkt al snel uit. De meester of juf had een grote fles met een speciaal tuutje van waaruit je inktpotje gevuld kon worden. In de hogere klassen mocht je dat zelf doen. (vervolg morgen)

Deze tweewekelijkse rubriek is eerder verschenen in het Noord-Amsterdams Nieuwsblad en het Zaans Stadsblad en wordt verzorgd door Rob Veenman van de Oudheidkamer Oostzaan, bereikbaar via r.veenman@vpcconsult.nl en via postbus 558, 1440 AN Purmerend. Tips, verhalen, meldingen over historische activiteiten en dergelijke zijn van harte welkom.

HerinneRing o03250 – 10 maart 2006

Drijvend licht

“Wie wat bewaart, heeft wat” is een uitspraak binnen de familie. Waarschijnlijk ingegeven door een ietwat uit de hand gelopen tik om toch maar vooral niets weg te gooien. Mijn opa had dat, mijn vader ook en ik ben er zeker schuldig aan. Naast spullen behelst dat echter ook kennis en dat is niet weg voor slechtere momenten. Als je weet hoe iets werkt of gemaakt kan worden, kan dat zijn voordelen hebben.
Inmiddels zult u begrepen hebben dat we bij de oudheidkamer niet alleen foto’s en documenten, maar ook objecten bewaren. Ook die worden gefotografeerd en zo komen ze dan weer bij u, zoals deze afbeelding van zelf gemaakte “drijvertjes” uit de Tweede Wereldoorlog. Met zo’n drijvertje en wat olie maakte men dan weer een lichtpuntje in de donkere dagen van WO II, te vergelijken met onze tegenwoordige waxinelichtjes. Een poging die waarschijnlijk wel tot succes heeft geleid.
Naar aanleiding van het verhaaltje van gister hoorde ik ook over experimenten op zolder, waar “de jongens” niet gehinderd door enige grondige kennis aan het experimenteren waren geslagen met een agressief zuur en iets wat kon draaien en ook dat zou dan licht moeten kunnen opleveren. Helaas heeft dat alleen geleid tot een gat in het plafond, want ook voorzichtigheid was hen nog niet helemaal op het lijf geschreven.

HerinneRing o00024 – 09 maart 2006

De duistere oorlog

Ook gedurende de donkere dagen van de oorlog was er soms behoefte aan een lichtpuntje. Naar mate de oorlog vorderde in tijd en de schaarste meer en meer gevolgen ging hebben voor de bevolking in ons land werden de mensen in o.a. Oostzaan ook vindingrijker.
Elektriciteit werd spaarzamer en alternatieven werden bedacht.
Deze noodverlichting werd in de jaren 40-45 bedacht door een dorpsgenoot en bracht nog enig licht in deze duistere dagen.
Een andere veelgenoemde noodoplossing is zeker niet alleen voorbehouden aan Oostzaan, maar werd op veel groter schaal toegepast.
Bij menig gezin, maar ook in sommige bedrijfjes, was het niet ongebruikelijk om een gezinslid of zelfs een klant een tijdje op het zadel van een fiets neer te zetten en vervolgens een aardig eindje te peddelen met als enig doel om met behulp van de dynamo voor een bundeltje licht te zorgen.
Maar zelfs deze alternatieve lichtjes waren voldoende reden om toch voorzichtig te zijn. Wie zich geen rekenschap van gaf dat het geringste spoortje licht, dat naar buiten scheen, redenen waren voor zware straffen door de bezetter, kon zichzelf en zijn gezin toch in enorme problemen brengen.
Wie niet fietste, zat in het donker en wie niet voor verduistering zorgde, zat nog veel donkerder.