Gastarbeider in eigen land (vervolg)
Herstellen
Bij de gebreide kledingstukken ging het nog gemakkelijker. Als een trui of vest te klein was geworden, dan werd het breiwerk weer uitgehaald en kon er een nieuwe trui gebreid worden. Weggooien was tenslotte zonde. Zelfs aan het einde van het bestaan leverde textiel nog wat op. De voddenboer die met enige regelmaat met zijn bakfiets door de straat reed, betaalde dan nog een gering bedrag voor bruikbare kleding. ‘Vodden, vodden, wie heeft er nog vodden’ riep de brave man constant tijdens zijn ritten, tot groot genoegen van de kinderen die op straat speelden. ‘Wat heb je aan je lijf’ riepen we dan en de voddenboer antwoordde onverstoord met zijn standaard tekst: ‘vodden, vodden, wie heeft er nog vodden’.
Veerunster
Toch heeft de voddenboer niet alleen met zijn geroep indruk op mij gemaakt. Ook zie ik zijn mooie koperen veerunster nog zo voor mij. De vodden die hij kocht, werden in een juten zak gedaan en daarna met de koperen unster gewogen. Zo kon hij per ons zijn koopwaren aanschaffen. Een deel van de kleding zal ongetwijfeld opgelapt zijn zodat het opnieuw gedragen kon worden. Een ander deel van de vodden verdween echter in de industrie om als grondstof voor papier en andere materialen dienst te doen. De voddenboer is tegenwoordig uit het straatbeeld verdwenen. Wel floreren de winkels in tweedehands goederen in deze tijd van regressie. Mijn sokken belanden nu in de vuilnisbak als de eerste knollen ontstaan, want de stopnaalden en het stopwol zijn beland in het museum. En er is niemand meer die zo goed kan stoppen als mijn oma.
Deze tweewekelijkse rubriek is eerder verschenen in het Noord-Amsterdams Nieuwsblad en wordt verzorgd door Rob Veenman van de Oudheidkamer Oostzaan, bereikbaar via r.veenman@vpcconsult.nl en via postbus 558, 1440 AN Purmerend. Tips, verhalen, meldingen over historische activiteiten en dergelijke zijn van harte welkom.