OOSTZAAN – In 1946, een jaar na de oorlog, werd het monument met militaire eer, vlagvertoon en een zee van bloemen onthuld. Anno 2012 is daar in de Jacob Corneliszstraat in Oostzaan geen spoor meer van te bekennen. Wat is er gebeurd?
2 antwoorden op “Informatie gezocht over het verdwenen oorlogsmonument uit Oostzaan”
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.
Nou, laat ik het raadsel dan maar oplossen 🙂
Ik citeer: “Men wilde de feestelijkheden op en om een centraal gelegen punt in het dorp concentreren. Dit punt moest het karakter krijgen van een monument. De heer A. Onrust uit Zaandam werd gevraagd hiervoor een ontwerp te maken. Na goedkeuring door het comitĂ© werd het monument gebouwd in een plantsoen aan de Jacob Corneliszstraat, vlakbij de toenmalige Speeltuin.
Kort na de realisering van het monument vonden de bevrijdingsfeesten plaats. Ze werden geopend met een kranslegging bij het monument. De vlaggen van Nederland en de Geallieerden werden door manschappen van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) bij het monument gehesen, waarna zij de eerste krans legden ter nagedachtenis aan de oorlogsslachtoffers. Hierna volgden de kerkgenootschappen en de diverse verenigingen. De bevrijdingsfeesten werden gehouden vanaf zondagavond 22 juli tot en met zaterdag 29 juli 1945.”
[Er is nog een programmaboekje van, waarschijnlijk bij de historische vereniging of het archief]
“Al snel bleek dat het monument aan de Jacob Corneliszstraat op een plaats stond, waar nieuwbouw zou gaan plaatsvinden. Het ComitĂ© Bevrijdingsfeesten, dat het monument had bekostigd, was met de Hervormde Gemeente overeengekomen, dat het dan ook verplaatst zou worden naar de zuideringang van de algemene begraaplaats. Het Gemeentebestuur kon daartoe echter geen toestemming geven omdat het gebonden was aan toestemming van het Ministerie van O.K. en W., die weer advies moest hebben van de Commissie van Advies voor Oorlogs- en Vredesgedenktekens in Noord-Holland. Kortom het zat in de ambtelijke molen, waar het voorlopig niet uitkwam. Bovendien kreeg het ComitĂ© ook nog met ‘architectonische’ tegenstand te kampen.
In ‘De Jol’ jaargang 2 nr. 2 lezen we: “Het monument was inmiddels gedemonteerd en elders opgeslagen. Men stelde op 19 juni 1947 voor om van de verplaatsing af te zien. Het daarvoor beschikbare geld (f 711,18) kon worden aangewend voor het vervangen van de in 1943 door de Duitsers gestolen kerkklok. De materialen voor de herbouw van het monument konden worden verkocht.”
Dit proza komt uit de onvolprezen brochure ‘Waar recht tot onrecht wordt, wordt verzet tot plicht. Verhalen van Oostzaners uit de Tweede Wereldoorlog’ (1995).
Groet Erik
Nu we op het goede spoor zijn gezet, zijn aanvullende details niet zo moeilijk te vinden:
Spoedig na dit eerste feestgedruis ontstond de behoefte om een comité te vormen, dat de activiteiten voor een Bevrijdingsfeest zou coördineren. Men wilde de feestelijkheden op en om een centraal gelegen punt concentreren. Dit punt moest het karakter krijgen van een monument. Aan de heer A. Onrust uit Zaandam werd gevraagd hiervoor een ontwerp te maken. Na goedkeuring door het comité, werd het monument gebouwd op een stukje grasland aan de Jacob Corneliszstraat. (zie noot 1.)
Noot 1 uit Jol 0202
Het “Monument ter herinnering aan hen die vielen”. Op 27 augustus 1945 deelt het “Comité Bevrijdingsfeesten 1945” aan het Gemeentebestuur mee, dat het van zins is het Monument te verplaatsen naar de zuideringang van de begraafplaats. Hierover had men overeenstemming bereikt met de Hervormde Gemeente.
Dit verplaatsen was noodzakelijk, omdat de lokatie in de Jacob Corneliszstraat bestemd was voor nieuwbouwactiviteiten. Het Comité vroeg toestemming voor de verplaatsing en verzocht tevens het Gemeentebestuur zorg te willen dragen voor het onderhoud van het monument nadat het was verplaatst.
Het Gemeentebestuur deelde echter mede, dat men zich vervoegen moest bij de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, welke zich liet adviseren door de Commissie van Advies voor Oorlogs- en Vredesgedenktekens in Noord-Holland. Dit leidde echter tot een langdurig gekrakeel over mooi en lelijk, getuige de brief van 2 oktober 1946 van de voorzitter van het “Comité Bevrijdingsfeesten 1945” aan het College van B. en W.: Zoals u wellicht bekend zal zijn, ben ik reeds zeer lange tijd in onderhandeling met de Commissie van Advies voor Oorlogs- en Vredesgedenktekens in Noord-Holland, inzake het in onze gemeente op te richten monument, waarvoor de grondstoffen reeds aanwezig zijn. Ik verkeerde in de mening, dat het nu eindelijk zover was, dat ik de vergunning zeer spoedig tegemoet kon zien en was dan ook verheugd een dezer dagen een schrijven van die Commissie te ontvangen. Wie schetst echter mijn verbazing, toen ik bijgaand schrijven las. En dat na al de vragenlijsten, die ik ingevuld heb en alle m.i. flauwe kul, wat er meer verband mee hield. Bureaucratie ten top gedreven.
Ik heb over dit schrijven eens goed nagedacht, maar ik kan me toch niet loslaten van de gedachte, dat het hier gaat om een of andere beeldhouwersorganisatie of i.d. werk te verschaffen. Op zichzelf heel lofwaardig, maar wat hebben wij er aan? Wij hebben alles, de materialen, de plek, waar het moet komen en het geld om het op te bouwen en de mensen vonden het indertijd heel mooi. Wie moet het tenslotte nou mooi vinden, de Oostzaners, of zij daar in Haarlem, die misschien Ă©Ă©n keer of misschien helemaal niet komen kijken en het nooit weer zien?
Ik zou het daarom op prijs stellen, als de verdere behandeling door B.& W. zou kunnen geschieden. Misschien dat u een wat hogere toon kan aanslaan en dat het papier van de gemeente meer indruk maakt. Er moet nu toch eens een eind aan komen. Er is bijna alweer oorlog. . . . Vanzelfsprekend ben ik gaarne tot verdere inlichtingen en verdere medewerking bereid. Inmiddels hoogachtend,
T. Bakker, Voorz. Feestcom. 1945.
Bemoeienis van het Gemeentebestuur mocht echter ook niet baten. Binnen Oostzaan was er eveneens weerstand. Niet iedereen had waardering voor de plaatsing van het monument bij de begraafplaats. Op 22 januari 1947 ontving het Gemeentebestuur een schrijven van architect W. Brouwer. Hieruit het volgende citaat:
De aesthetische kwaliteit van het monument is niet van een gehalte, dat het een kerkgebouw als achtergrond kan verdragen. Dit monument zeg niets. Het is alleen een pyloontje, waarop een bal rust. (einde citaat)
Al deze tegenstand werd het Comité te veel. Men stelde op 19 juni 1947 aan alle betrokkenen voor om van de herplaatsing af te zien. Het monument was inmiddels gedemonteerd en elders opgeslagen. Het voor herplaatsing beschikbare geld (f.1.711,18 ½) kon worden aangewend voor het vervangen van de in 1943 door de Duitsers gestolen kerkklok. De materialen voor de herbouw van het monument konden worden verkocht.